SCHIEDAM – Neerlandicus Coen van ’t Veer is een kenner van de literatuur over Nederlands-Indië en Indonesië. Hij vertelt er honderduit over. Hij citeert uit menig boek en heeft de toehoorders aan zijn lippen. Op de Graanzolder van het Nationaal Jenevermuseum in Schiedam laten zij zich meeslepen naar met name Java en Sumatra. De die middag oplopende temperaturen versterken het gevoel op reis te zijn. De gastheer zorgt vol voldoende water en als ‘break’ tijdens de lezing een glas jenever.
door Jan Schrijver
Het past in de setting. Het Jenevermuseum heeft de tentoonstelling ‘Jenever in de Wereld’, die nog tot eind 2022 duurt. Een belangrijk onderdeel van die expositie gaat over Nederlands-Indië. En dat is begrijpelijk: jenever was er qua alcoholhoudende drank het belangrijkste importproduct. Van ’t Veer maakt het bruggetje tussen locatie en zijn onderwerp, door enkele statistieken te noemen. In het jaar 1871 werd er op Java (inclusief het voor de kust liggende eiland Madura) 10037 hectoliter jenever ingevoerd en 1176 liter overige gedistilleerd. Dat was dus meer dan de 9322 hectoliter wijn en 8510 hectoliter bier die dat jaar werden geïmporteerd.
In de lezing die gisteren - donderdag 16 juni 2022- in het Jenevermuseum in Schiedam plaatsvond zet Coen van ’t Veer de rol die taal en literatuur spelen in onze visie op de koloniale maatschappij in Nederlands-Indië en Indonesië centraal. “Ook in Nederlands-Indië kon men een flinke Nederlandse borrel drinken,“ steekt Van ’t Veer van wal. Hij start zijn lezing met een foto van een aantal westerlingen die in korte broek, maar met wollen kniekousen aan, ergens in Nederlands-Indië aan de borrel zitten (zie foto hieronder). Tijdens de overtocht en op de eilanden werd er regelmatig jenever gedronken, die via de mailboten vanuit Nederland werd meegenomen.
Daarna leest Van ’t Veer een passage voor uit de roman ‘Rubber’ (1931) van schrijfster Madelon Székely-Lulofs. Daarin staan kritische passages over het liederlijke leven dat sommige planters in de bergen van Deli leidden. Coen leest een stuk voor waarin een ontsnapte os het Hotel de Boer binnendringt en er voor opschudding zorgt. Er is consternatie in het hotel en geschreeuw. Iemand roept: “Booy Boy breng jenever, een halve kruik Bols.”
Vervolgens geeft hij een overzicht van belangrijke ontwikkelingen die tussen 1850 en 1945 plaatsvonden en komen er enkele schrijvers aan bod, waarbij Eduard Douwes Dekker met zijn roman 'Max Havelaar, of De Koffi-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij’ met kritiek op het koloniale systeem (1860) niet ontbrak, evenals het boek ‘De tolk van Java’ (2016) van auteur Alfred Birney, dat net als de 'Max Havelaar' een omslagpunt in de koloniale literatuur betekende.
Tussen 1850 en 1940 vond er een verschuiving plaats in het koloniale denken. Van ’t Veer: “Juist in literatuur is informatie te vinden die in archiefstukken en andere historische bronnen niet te vinden is. Een literair werk staat altijd in relatie met de omringende werkelijkheid, waardoor het beïnvloed is, maar waar het zelf ook invloed op uitoefent. Literatuur (…) biedt inzicht in de denkpatronen van een tijd.” Die denkpatronen bestudeert Van ’t Veer op wetenschappelijke wijze via de literatuur. In navolging van literatuurwetenschapper Edward Said zegt Van ’t Veer dat het beeld dat in het ‘Westen’ bestaat over het ‘Oosten’ meer zegt over het ‘Westen’ dan over het ‘Oosten.’ Louis Couperus waarschuwde ons al in zijn roman 'De stille kracht'. Wij kunnen geen stand houden tegen de dingen die we niet begrijpen.
De entourage in het Jenevermuseum bood de aanwezigen ruim de gelegenheid vragen aan Van ‘t Veer te stellen en daar werd goed gebruik van gemaakt. Daarbij schuwde men het niet om ook persoonlijke vragen aan de orde te stellen. Van ’t Veer: “Vergeet niet dat velen geleerd is vanuit een westerse blik naar bepaalde situaties te kijken. Daar moeten we ons van bewust zijn en blijven. De ingeslepen westerse kijk op de dingen, maakt het moeilijker om – zoals voor ons Nederlanders ook het geval was met Nederlands-Indië en Indonesië – andere culturen te begrijpen.” Het zal voor verschillende bezoekers van gistermiddag de aanzet vormen om een aantal van de genoemde titels te (her)lezen.
Coen van ’t Veer is docent Nederlands aan de Sg Spieringshoek. Ook doceert hij aan de Universiteit Leiden. Hij is redacteur van het tijdschrift ‘Indische Letteren’, promoveerde op het proefschrift De kolonie op drift, en is (mede)auteur van verscheidende boeken, waaronder 'De Postkoloniale Spiegel' en zijn nieuwste boek 'Door de ogen van Dodo Berretty'.
De volgende lezing in het Jenevermuseum is Wajang Foxtrot door Carl Nix op
donderdag 23 juni, 14.00 uur - 16.00 uur.