SCHIEDAM - Twee Schiedamse vrouwen, Neeltje Andries en Marytje Arendsdochter, legden zich in 1593 niet neer bij de beschuldiging van toverij. Ze gingen in hoger beroep, wat niet alleen leidde tot vrijspraak maar ook tot gevolg had dat voortaan bekentenissen niet meer met geweld mochten worden afgedwongen. Op woensdagmiddag 8 maart, Internationale Vrouwendag, zal hierom een gedenksteen worden onthuld op de Grote Markt.
De wethouders Anouschka Biekman, Antoinette Laan en Petra Zwang zijn samen met burgemeester Cor Lamers en initiatiefnemer Saskia Beukman aanwezig bij de onthulling, die plaatsvindt om 13.30 uur.
"Zelfs 430 jaar later leeft het verhaal en het voorbeeld van de Schiedamse vrouwen nog in de stad. Begin vorig jaar startte Saskia Beukman een petitie voor een gedenkteken. Honderden handtekeningen toonden dat dit idee op brede steun kon rekenen", zo merkt de gemeente op. “Ik denk dat het feit dat het proces van Neeltje en Marytje belangrijk is geweest voor de verdere ontwikkeling van onze huidige rechtspraak voorop moet staan met inachtneming van de dappere houding van deze twee dames tijdens hun proces”, aldus Beukman bij het overhandigen van de petitie aan het college. Het Gemeentearchief Schiedam heeft naar aanleiding van de petitie de Schiedamse geschiedenis uitgezocht.
‘Verdenking van toverij’
Over de achtergrond zou een dik boek geschreven kunnen worden, maar kort samengevat: bij onverklaarbare verschijnselen (een vernietigende hagelbui, een sterfgeval van dier of mens) werd soms toverij als oorzaak vermoed. Beschuldigende vingers wezen dan vaak naar vrouwen. Zeker degenen die geen geld hadden voor een goede verdediging konden worden veroordeeld. De straffen varieerden van een geldboete tot de doodstraf. In Nederland zijn tussen 1400 en 1600 zo’n 250 ‘heksverbrandingen’ geweest, in Europa duurde de periode van de processen langer en zijn er tienduizenden mensen gedood.
In 1591 werden in Schiedam Neeltje Andriesz en Marytjen Arentsz gearresteerd, ondanks veel verklaringen van ‘een goede buur zijn’. Ook Anna Hondert Theunen, Diewer Dirksdr. en Bay Buijsen werden opgepakt. Ze werden niet gefolterd, maar in februari 1592 werden ze wel daartoe veroordeeld. Hiertegen gingen de procureurs (advocaten) van Neeltje en Marytjen met succes in hoger beroep bij de Hoge Raad en op 8 juli 1593 volgde vrijspraak. Die uitspraak had grote gevolgen.
Jurisprudentie
Als een rechter in een vonnis met goede argumenten de wet uitlegt, kan hier in volgende soortgelijke zaken recht aan ontleend worden. Dat wordt ‘jurisprudentie’ genoemd en dat is hier ook het geval. Voortaan moest er daadwerkelijk bewijs zijn voor toverij, niet alleen verdachtmakingen. En, heel belangrijk, een bekentenis telde niet als de verdachte was gefolterd. Na 1593 zijn er dan ook slechts enkele mensen wegens toverij terechtgesteld. Men zou kunnen zeggen dat het recht in de Nederlandse Republiek hiermee een stuk ‘volwassener’ werd.
Niet alleen voor Schiedamse burgers is dit proces van belang geweest, maar ook voor iedereen in het gewest Holland. Het vonnis is tot in de 17e eeuw verschillende keren in druk uitgegeven als een belangrijk voorbeeld in de Hollandse jurisprudentie. Een belangrijk gegeven, waarbij voortaan zowel letterlijk als figuurlijk, even op de Grote Markt kan worden stilgestaan.
Foto's: het gedenkteken is vandaag in de keien van de Grote Markt gelegd, morgen wordt het onthuld