Aart van Stuivenberg: "Mijn vader verloste wat in steen gevangen zat"

Piet van Stuivenberg hakte in ‘de Put’ aan de Rotterdamsedijk

Piet van Stuivenberg hakte in ‘de Put’ aan de Rotterdamsedijk

SCHIEDAM - Piet van Stuivenberg (1901-1988) is een Schiedamse kunstenaar. Een miskend talent, dat in de vergetelheid is geraakt. De laatste tijd zien wij de belangstelling voor zijn werk herleven. Onlangs was in het project Kunstlogé van het Stedelijk Museum Schiedam een van de vier werken een werk van Piet van Stuivenberg. Piet maakte ooit voor de gemeente Rotterdam, als cadeau voor het 700-jarig bestaan van Schiedam, een beeldje. Nadat dit bij een ruzie op straat als slagwapen was gebruikt, verdween het uit de buitenruimte. Het beeldje zou - nu we op het 750-jarig bestaan van onze stad aanstevenen - zo maar weer terug kunnen keren in de openbare ruimte. Over de kunstenaar kun je meer lezen in onderstaand interview dat Louise Melchers een jaar geleden afnam met diens inmiddels overleden zoon Aart (foto boven). Het artikel verscheen enkele maanden geleden in Scyedam, het tijdschrift van de Historische Vereniging Schiedam.

door Louise Melchers

“Ik woonde met mijn ouders en twee zusjes aan de voet van de Rotterdamsedijk in een rijtje oude huizen. De tuin werd afgescheiden door een muur van de glasfabriek, een schuurtje in de tuin vormde het atelier. Vader hakte buiten in ‘de Put’, zoals men die plek toen noemde. Hij hakte het liefst rechtstreeks in een blok marmer, hardsteen of hardhout, dat noemen ze ‘en-taille-direct’. In een ochtend of in een paar dagen werd dan een beeld gehakt.” 

Dat zei Aart van Stuivenberg (1951-2019), zoon van de Schiedamse kunstenaar Piet van Stuivenberg (1901-1988) tijdens een interview dat we een paar weken voor zijn plotselinge dood in november 2019 met hem hadden over zijn vader. 

Pieter Antonie van Stuivenberg (1901-1988), die zich ook wel Piet van Stuyvenberg noemde, was beeldhouwer, kunstschilder, steendrukker, lithograaf en graficus. Hij woonde en werkte in Schiedam, waar hij ook geboren was en overleed. Hij werkte met marmer, travertin, graniet, hout, doek en papier. Zijn avantgardistische werk werd vooral in de jaren ’50 niet door iedereen gewaardeerd, maar hij werd in alle grote Nederlandse musea voor exposities uitgenodigd en verkocht zijn werk wereldwijd.

Hij exposeerde onder meer in Stedelijk Museum Amsterdam, Grand Palais, Parijs, Pasedena Art Museum USA, Stedelijk Museum Schiedam en Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. In 1950 was hij met werk vertegenwoordigd op de vijfde Salon des réalités nouvelles in Parijs. In 1967 kreeg hij de Hendrik Chabot-prijs voor zijn werk. Hij was lid van diverse kunstenaarsgroepen, waaronder R33, Vrij Beelden, Creatie en de Nieuwe Ploeg. Zijn werk is vertegenwoordigd in de collecties van onder meer Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam en Stedelijk Museum Schiedam. 

Hoewel Piet van Stuivenberg, misschien geen bekende naam (meer) is, hebben vele Schiedammers zijn werk vast wel eens gezien. Op het buitenterrein bij de ingang van Schiewaegh staat namelijk sinds 1968 zijn beeld ‘Geborgenheid’ (zie foto onder).

Piet 2

Bij de onthulling van het beeld zei de toenmalige directeur van het Stedelijk Museum Schiedam, Hans Paalman, daarover: “Uit het werk van Piet  spreekt ‘het heilige moeten’. Deze stilering prikkelt de fantasie om er iets herkenbaars in terug te vinden. Je kunt als het ware ‘in de lijnen van het beeld op reis gaan’”. (Rotterdamsch Nieuwsblad, 17 mei 1968).

Aart: “Het beeld ‘Geborgenheid’ hakte mijn vader bij de Rotterdamse Marmer Industrie NV (RMI) aan de Zestienhovensekade in Rotterdam-Overschie. Op de steenhouwerij werd steen gezaagd en er werden bijvoorbeeld platen voor gebouwen op maat gemaakt. Dat was dus een ideale plek. Hij hakte niet alleen en-taille-direct in de steen, maar als het een opdracht was, dan maakte hij soms een modelletje. Daarnaast zette hij wel eens een tweedimensionale afbeelding op de steen en verder kwam er dan altijd iets uit wat eigenlijk al in de steen gevangen zat. Mijn vader verloste dat.” 

Aart vertelde graag over zijn vader en liet daarbij ook trots het een en ander zien. Zo wees hij tijdens het gesprek naar een beeld van een moeder met kind. “Dat beeld is De Zaaier. Als je goed kijkt, zie je dat het personage een zaaibeweging maakt. Ik weet niet of ik model stond voor het kind, maar mijn moeder stond in elk geval wel model voor de vrouw. Mijn vader was gelovig (Nederlands Hervormd) en werd onder meer geïnspireerd door bijbelscenes en het thema moeder en kind.” 

Andere thema’s in zijn werk waren landschappen, dieren, vogels en architectonische onderwerpen.  “Mijn vader maakte ook geometrische kunst,” zei Aart. “Zulk werk werd toentertijd nog niet zoveel gemaakt in Nederland. Mijn grootste wens is dat een geometrisch beeld van mijn vader ooit nog eens in brons uitgevoerd zal worden.” 

Piet was aan het experimenteren met schilderen, beelden en litho’s. “Hij gebruikte bijvoorbeeld lego of gordijnstof, die in het papier ingedrukt werden. Zijn werk liep dicht langs dat van CoBrA, maar hij vond dat die kunstenaars allemaal hetzelfde deden. Hij sloot zich daar dan ook niet bij aan maar ging zijn eigen weg. Hij was kleurenblind. Hij onthield sommige kleuren aan hun nummer. Zijn kleurgebruik was daarom toch soms een beetje vreemd. Vooral rood en groen gaven problemen.”  Aart wees naar het schilderij De Waarzegster. “Het schilderij is in de oorlogsjaren gemaakt en de kwaliteit van het doek en de verf waren in die tijd ook niet best.” 

(zie ook in het artikel over project Kunstlogé van het Stedelijk Museum Schiedam voor een schilderwerk van Piet van Stuivenberg)

“De familie Van Stuivenberg kwam oorspronkelijk uit de tabaksindustrie rond Rhenen en Renkum,” vertelde Aart. “Mijn opa, Cornelis Marinus van Stuivenberg kwam naar Schiedam en begon daar als molenaarsknecht bij Molen de Noord. Hij overleed op jonge leeftijd. Het was een arm bestaan. Als jongste van elf kinderen moest ook Piet na de lagere school gaan werken. Hij wilde ook graag op de molen, maar nadat hij viel en zijn pols brak, mocht dat van zijn moeder niet. In plaats daarvan ging hij als veertienjarige bij een steenhouwer aan de slag.” Hij werkte onder meer bij Van de Most in de Lange Nieuwstraat in Schiedam. In 1919 werkte en leerde Piet korte tijd bij de Pottenbakkerij Hof van Delfland in Delft, maar dat hield hij niet lang vol.

Aart: “Hij had niets met klei. Hij heeft heel veel ambachten gehad, die ik me niet allemaal kan herinneren. Hij werkte in elk geval lange tijd als brandersknecht bij de distilleerderij van Dirkzwager. In de crisisjaren werkte hij op het graf in Schiedam (de katholieke begraafplaats) waar hij kleine reparaties aan stenen uitvoerde en stenen schoon schuurde. In diezelfde periode begon hij ook als zelfstandig kunstenaar. Dat was geen gemakkelijke tijd.” Aart heeft die niet meegemaakt, want toen hij in 1951 geboren werd, was er geen armoede meer. “We hadden koekjes voor kerst en elke dag vlees op tafel, dat was best wel luxe want dat had niet iedereen. De mensen keken wel op je neer als je in ‘de Put’ woonde, maar ik had daar een mooie tijd. Er stond een hele grote kastanjeboom. Die boom is later op verzoek van mijn vader verplaatst en staat sindsdien bij de Noletloodsen bij het talud.”

Tussen 1921 en 1927 volgde Piet in de avonduren lessen op de Rotterdamse kunstacademie en studeerde daar af. Hij startte met schilderen, maar in 1922 stapte hij over naar beeldhouwen. In Parijs maakte hij kennis met het werk van de beeldhouwers Duchamp-Villon en Brancusi. In Londen leerde hij het werk van beeldhouwer Henry Moore kennen. Hun werk inspireerde Piet enorm. Toen Piet naar Katwijk ging, waar veel schilders van de Haagse school schilderden omdat het bekend stond om zijn mooie zeeluchten, ontmoette hij daar zijn toekomstige vrouw, Jacoba van Beelen. Aart: “Mijn opa verhuurde daar kamers aan badgasten, en er verbleven vaak bekende schilders in het huis.” 

Het stel ging in ‘de Put’ wonen. Piets kleinzoon, Erwin Defilet (1968): “De start als gezin in ‘de Put’ was er eerst een uit pure noodzaak, het gezin kende armoede. Later toen het ze financieel goed ging, kozen mijn opa en oma ervoor om er toch te blijven wonen. Het was een hartelijk gezin, waar iedereen welkom was. Wel had het gezin Van Stuivenberg een hekel aan overmatig alcoholgebruik. Mijn oma, die uit een rijk gezin in Katwijk kwam, had er moeite mee om op deze plek te wonen, maar het was echte liefde tussen mijn opa en oma, en dus accepteerde ze het. Mijn opa was, zoals we dat nu noemen, een zzp’er en een hele harde werker. Hij werkte veel en tot laat en hij werkte ook in het weekend. Bij opdrachten die ver weg waren, bleef hij overnachten. Kinderen opvoeden en verzorgen was de taak van mijn oma. Piet bemoeide zich niet met de kinderen, want daar lag zijn kracht niet. Hij was wel heel lief voor zijn kleinkinderen, mijn broer Martijn en ik. Met medeweten van Piet, verwende mijn oma ons altijd. Mijn vader had het niet makkelijk om het gezin binnen te komen. Dat moest je verdienen. Uiteindelijk werd hij geaccepteerd. Als hij later op bezoek kwam moest hij altijd eerst een jenevertje drinken en over de wereld praten, daarna kwam al het andere. Mijn moeder, Kniertje (1943-2016), vond het een verschrikking in ‘de Put’. Mijn tante Maria (1944 – 2011) kraakte er een huis en woonde er nog jaren.”

In de jaren ’50 had Piet van Stuivenberg een groot project in Middelburg, maar dat heeft Aart nooit gezien. Piet maakte daarvoor 40 panelen en 16 grote wapens. “In 1953 hakte mijn vader 111 wapens voor de muur van het gemeentehuis van Arnhem. Dat deed hij direct ter plaatse in de steen en dat was een riskante onderneming, want één verkeerde klap en dan was alles kapot. Het was verboden om je naam erin te hakken, maar mijn vader heeft er toch ‘Piet’ in gehakt,” vertelde Aart lachend.

Toen hij in 1967 de Chabotprijs won, vertelde Piet in een interview met Harry Willemsen in De Tijd – De Maasbode van 24 mei 1967 dat hij helemaal niet van zulke opdrachten hield en dat hij ook geen prijzen voor zijn werk wilde ontvangen. Hij had de opdrachten (Middelburg en Arnhem) aangenomen omdat ze voor geld in het laatje zorgden en hij met het schuren van de graven op de begraafplaats niet genoeg verdiende om behoorlijk rond te kunnen komen met een gezin met drie kinderen.

Ellen Horn (1958), dochter van de Vlaardingse beeldhouwer Govert (Goof) van Brandwijk (1911-1993), was al jong onder de indruk van het werk van Piet: “Wat ik zo bijzonder vond, was zijn moderne, abstracte werk. Het werk van mijn vader was juist zeer realistisch. Het ‘en-taille-direct’ hakken in steen, zoals Piet deed, leek mij toen al stukken verrassender dan het uitvoeren van je gipsen modellen in steen. Ik herinner mij de openingen van tentoonstellingen waar ook Piet aan meedeed en keek mijn ogen uit bij het zien en ervaren van het werk van de kunstenaars. Ook hun bijzondere persoonlijkheden waren intrigerend. Piets werk viel te midden van het werk van zijn collega’s op doordat het abstract was. Niet iedereen wist dat echter te waarderen. Ooit kreeg ik de gelegenheid een kunstwerk van Piet te ruilen voor een fles cognac. Dat kunstwerk koester ik nog steeds.”

Van gemeente Schiedam kreeg Piet van Stuivenberg niet veel opdrachten. Een verslaggever van Het Rotterdamsch Parool schreef op 11 februari 1950: “De enige beeldhouwer die Schiedam rijk is, Piet van Stuivenberg, heeft ook een ontwerp en een maquette voor het Schiedams oorlogsmonument gemaakt dat ten volle de  aandacht waard is.” Hij deed dit nadat het door Pieter Starreveld gemaakte beeld door haar naaktheid door de gemeenteraad werd afgekeurd en het ontwerp van gemeente-architect De Haas ook werd afgewezen. Hoewel Van Stuivenberg toen voornamelijk abstract werk maakte, was hij daar voor dit monument vanaf geweken. ‘Het voorgestelde monument bestaat uit twee figuren, een liggende soldaat, symboliserend het verslagen leger en daarboven een robuste (sic) staande figuur, die het verzet uitbeeldt.” (Beeldbank Schiedam heeft hier een foto van). Het beeld dat Starreveld in 1947 voor Schiedam maakte, kwam uiteindelijk terecht in het Julianapark in Schiedam. Het ontwerp van Piet werd afgekeurd omdat men het geen oorlogsmonument vond, maar meer zag als een monument voor burgerlijk verzet. (Het Rotterdamsch Parool, 8 april 1950). Het Schiedams bevrijdingsmonument in de Plantage werd uiteindelijk gemaakt door Jan van Luyn en werd in 1955 onthuld.

In 1950 maakte Piet het eerste abstracte beeld in Rotterdam, een zuil die bestemd was voor Bouwcentrum Rotterdam (zonder titel). Het beeld werd later verplaatst naar de Gedempte Zalmhaven. Later maakte hij nog meer beelden voor de Rotterdamse buitenruimte. Voor Schiedam maakte Piet in 1957 voor de voormalige basisschool De Hoeksteen een hardstenen reliëf, ‘Drie kinderen’, dat nog steeds op de Burgemeester van Haarenlaan 1155 te zien is (zie foto hieronder). Ook maakte hij het al eerder genoemde beeld ‘Geborgenheid’.

Drie kinderen

Ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van Schiedam kreeg Piet van Stuivenberg in 1975 van gemeente Rotterdam de opdracht een beeld voor gemeente Schiedam te maken. Zijn beeld ‘Moeder en kind’ werd op de Grote Markt bij het oude stadhuis geplaatst. Helaas werd het beeld in 1987 als slagwapen bij een vechtpartij van bezoekers van een nachtdisco op de Koemarkt gebruikt en raakte beschadigd (Het Vrije Volk, 21 augustus 1987). Het beeld werd gerestaureerd door Louis Damen, maar was te kwetsbaar om weer op de oorspronkelijke plek terug te zetten en is opgenomen in de collectie van Stedelijk Museum Schiedam.

Aart nam ons mee naar de zolder van zijn huis in de Liduinastraat 102b waar ook zijn vader na de sloop van de huizen in ‘de Put’ tot aan zijn dood woonde en werkte. Piet had een enorme productie aan allerlei soorten werk. De hele zolderverdieping stond, lag en hing er vol mee. Ook de klompen die Piet altijd droeg, had Aart bewaard. Na Aarts overlijden is het werk ondergebracht bij de kleinzoons van Piet, Erwin en Martijn, die nu zijn werk beheren.

Ondanks het feit dat hij zijn werk nationaal en internationaal verkocht, bleef Piet van Stuivenberg jammer genoeg voor velen een onbekende naam. Zelf zei hij hierover in een interview in Het Rotterdamsch Parool/ De Schiedammer van 27 december 1967: “Nogmaals, mijn werk is voor mij het belangrijkste. Ik alleen kan het maar maken. Het in het publiek brengen, kan ik niet. Daar schijn je aanleg voor te moeten hebben.”


Dit artikel is geschreven door Louise Melchers en tot stand gekomen met de medewerking van Ellen Horn, Petra Muns, Petty Oosthof en Jacqueline van Soest, die zich inzetten voor meer bekendheid van het werk van Piet van Stuivenberg in Schiedam.  Met dank aan Erwin Defilet, kleinzoon van Piet van Stuivenberg, en Aart van Stuivenberg, de helaas in november 2019 overleden zoon van Piet van Stuivenberg, die bereid waren hun verhalen met ons te delen.

Bronnen die niet in de tekst vermeld staan: 
https://www.ruudvanderveldenkunst.nl/schilderij/piet-van-stuyvenberg-1901-1988-compositie-1952/ geraadpleegd op 5 juli 2020
http://hansittmann.nl/Creatie.html geraadpleegd op 5 juli 2020
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kring_van_beeldende_kunstenaars_R33 geraadpleegd op 5 juli 2020
http://www.bigorna.nl/Piet_van_Stuivenberg.html geraadpleegd op 5 juli 2020
https://www.artindex.nl/zuidholland/default.asp?id=6&num=0171900359025050173230097003860920501631  geraadpleegd op 5 juli 2020

Tijdschrift bestellen en lid worden
Het artikel is verschenen in de Scyedam van september 2020 (jaargang 46, nummer 3) en beslaat daar zes pagina's met meer en andere foto's dan het artikel op deze website. Leden van de Historische Vereniging Schiedam ontvangen het tijdschrift gratis.  Losse nummers kosten vijf euro. Of dit tijdschrift nog is na te bestellen, is te bevragen bij redactie.scyedam@gmail.com
Lid worden kost 20,50 euro voor een individueel lid per jaar; opgeven als lid kan via ledenadministratie@historischeverenigingschiedam.nl

Foto onder: Gemeenteraadslid Frans Hamerslag in het Stedelijk Museum Schiedam naast een werk van Piet van Stuivenberg (1901 - 1988), De Eene (voor 1954)
Dit beeld was in maart 2018 de keuze van Frans Hamerslag fractieleider van Progressief Schiedam - PS bij een tentoonstelling in het museum, waarin fractieleiders werd gevraagd hun favoriete werk te noemen.
Zijn motivatie: "De kracht van de mens zit in de medemens. De kracht van het beeld komt vanuit de achtergrond. De mens op de voorgrond kan alleen zo sterk naar voren uitspringen omdat er ook de mens op de achtergrond is. Samengevoegd in één beeld maakt day de twee één zijn, onlosmakelijk aan elkaar verbonden."
(foto door Louise Melchers)

franshamerslag

 

 

12-12-2020