Sinterklaasgevoel

Sinterklaasgevoel

Het is heel koud, erg donker en veel te vroeg als ik op een nacht in november 1965 stilletjes uit mijn bedje sluip. Op de trap naar beneden sla ik de derde tree over, die kraakt altijd. Voorzichtig open ik de deur naar de woonkamer en loop op mijn tenen naar de schoorsteenmantel. Daar staan op een rijtje vijf linker schoenen.

Ik zie het meteen, de verlangbrieven voor de sint, de wortels voor het paard en het bakje water zijn verdwenen. In elke schoen zit een heerlijke gevulde kikker.

Voorzichtig neem ik de kikker uit mijn schoentje en ruik eraan. Mmmmm, het water loopt me nu al in de mond. Ik leg hem voorzichtig terug en sluip weer naar boven. Ik duik mijn nog warme bedje weer in en hoor een licht gekraak op de trap. Zou de sint dan misschien toch nog in huis zijn? Gauw trek ik de veilige dekens over me heen en droom van heerlijk snoepgoed, warme chocolademelk en mooie cadeaus.

De volgende morgen rent iedereen naar beneden. ‘Sinterklaas is geweest,’ roept één van mijn broers: ‘Er zit wat in onze schoenen!’ ‘Wat is dat nou?’ zegt mijn zusje. Ze haalt de gevulde kikker uit haar schoen. Helaas ontbreekt het hoofdje. Twee van mijn drie broers en ik vinden ook een onthoofde kikker in onze schoen. Ik wil uitroepen dat dat vannacht nog niet zo was, maar dan zou ik mij verraden, dus ik doe het niet en houd mijn mond.

De week erna mogen we weer onze schoentjes zetten. We zingen uit volle borst sinterklaasliedjes, zetten lekkers neer voor het paard en doen er allemaal een mooie tekening bij. De volgende morgen zit er in vier schoentjes een goudkleurig zakje met chocolademuntjes. In één schoentje zit een roe. Mijn broer heeft zich nog lang afgevraagd hoe de Sint daar nou toch achter gekomen is.

Louise Melchers

(Deze column werd vorig jaar geschreven, en voorgedragen tijdens een verhalen-middag van schrijvers in Rotown Rotterdam)

30-11-2020