SCHIEDAM - Tegenwoordig kunnen we overal muziek beluisteren, maar vroeger was dat wel anders. Cultuurhistoricus Paul Bassant hield vandaag bij Historische Vereniging Schiedam een online te volgen lezing over straatmuziek in Schiedam.
Tot 1850 was het luisteren naar muziek niet voor iedereen weggelegd. Gegoede Schiedammers luisterden wel naar concerten, die bijvoorbeeld in de Plantage gehouden werden, maar voor de Schiedamse arbeiders waren die niet toegankelijk. Wel konden ze van een afstandje meeluisteren.
Vanaf 1850 veranderde er iets. Er braken in heel Europa revoluties uit en ook de Schiedamse notabelen vreesden voor een revolutie. Zij zagen de beschavende werking van goede muziek als een oplossing, dus pleitten zij voor muziek voor iedereen. Er kwam een vergunning voor concerten, maar dan alleen op zondag, na de kerkdienst en vooral niet ’s avonds, want dat zou de zedelijkheid in gevaar kunnen brengen.
Er worden vergunningen gegeven aan straatmuzikanten. Een straatmuzikant moest aan een aantal voorwaarden voldoen: hij moest gebrekkig zijn van lijf en leden en behoeftig; hij moest niet bekend staan als oproerkraaier of bedelaar; hij moest beschikken over enig muzikaal talent en over een zuiver instrument. Vrouwen kwamen niet in aanmerking en zangers ook niet. Wilde je een vergunning dan moest je met je draaiorgel, accordeon of mondharmonica gaan voorspelen voor de politiecommissaris, die dan besloot of je zo’n vergunning kreeg. Kwam je met een trompet, dan kreeg je geen vergunning.
In de crisisjaren kreeg je slechts een vergunning voor twee dagen. Je mocht niet spelen op christelijke feestdagen en je moest afstand bewaren van kerkgebouwen, scholen, cafés en begraafplaatsen. Socialistische en communistische liederen waren uit den boze. Zo’n vergunning was gewild, want een uitkering was 7 gulden 35 per week, maar met spelen kon je wel 10 tot 12 gulden per week verdienen en dat in twee dagen. Velen wilden dus wel zo’n vergunning. Om te voorkomen dat iemand zo’n vergunning kreeg, ging men elkaar zwart maken of mensen die aan het spelen waren hinderen. Ook vroeg men wel een vergunning aan zonder te kunnen spelen, zodat iemand anders die niet kon verkrijgen.
Het meest lucratief was een vergunning aanvragen voor een goed doel. Dan verdiende je namelijk nog veel meer. Velen deden dit te goeder trouw, maar er zijn ook mensen bekend die dit geld in eigen zak staken.
Niet alle aanvragen werden beloond. Zo vroeg een eenbenige accordeonist een vergunning voor een derde dag omdat hij niet zo goed kon lopen en dus maar een klein gebied kon bestrijken. Hij kreeg de vergunning niet. Als iemand anders voor je kon zorgen, kreeg je sowieso geen vergunning.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden straatmuzikanten op een gegeven moment verboden en tijdens de wederopbouw was iedereen nodig en was er met name muziek tijdens de feestdagen. Tijdens de vakantieweek van 1950 kregen arbeiders een week vakantie en uit angst voor misstanden vonden er toen weer veel straatoptredens plaats.
Je kunt het je bijna niet voorstellen hoe de tijden veranderd zijn. Paul Bassant schrijft hierover in zijn boek: Volksvermaak in Zwart Nazareth, Het krachtenspel bij de vrijetijdsbesteding van arbeiders in Schiedam in de negentiende en twintigste eeuw (1850-1975).
Volgende lezing
Op zaterdag 1 mei aanstaande om 13.00 uur is de volgende online lezing in de reeks 'Verhaal van Schiedam'. Klaas Kornaat geeft dan de lezing met de titel 'Mensen recht doen: het Verhaal van de geuzen'.